anders organiseren

Anders organiseren als antwoord op een turbulente omgeving

Marcel Levi (arts en bekend criticus van het Nederlandse coronabeleid) reisde onlangs naar Engeland. In het Parool beschrijft hij zijn ervaring op Schiphol. Een hele lange rij voor de enige coronacheck balie die open is, terwijl er verschillende Schiphol medewerkers ogenschijnlijk rondlopen niets te doen. Levi vraagt zich hardop af of er nu sprake is van een personeelstekort, zoals veel werkgevers ons willen laten geloven, of dat je beter kunt spreken van een organisatietekort. Dat laatste is natuurlijk het geval.

Inflexibele organisaties

In Nederland worden we al een eeuw lang geplaagd door het Taylorisme. Taylor bedacht dat een organisatie het best functioneerde als de werkzaamheden worden opgeknipt in hele kleine deelhandelingen. Deze hyperspecialisatie leidt volgens Taylor tot de meeste productiviteit. Wat daarbij hoort is een uitgebreid systeem van managers die zorgen voor het toezicht en de afstemming tussen de verschillende onderdelen. Het voorbeeld uit die tijd was de fabriek van Ford met zijn massaproductie. De organisatie was niet bepaald flexibel: je kon een Ford bestellen in elke kleur, als dat maar zwart was.

Deze manier van organiseren veronderstelt dat de omgeving waarin wordt geopereerd stabiel en volstrekt voorspelbaar is. Inmiddels weten we dat dat allang niet meer het geval is. De omgeving waarin bedrijven werken is aan voortdurende verandering onderhevig. Wil een bedrijf overleven dan is het noodzakelijk om zich snel te kunnen aanpassen aan deze omgeving. Dat betekent dat een organisatiestructuur waarin medewerkers zitten opgesloten in kleine taken en niets meer kunnen of mogen dan die werkzaamheden, in de regel niet in staat is om snel te reageren op wat er in de omgeving gebeurt. Vergelijk het met een supertanker die heel lang nodig heeft om de koers te verleggen. Wil een organisatie in de huidige tijd kunnen overleven dan hebben we het over de metafoor van de speedboot: snel en wendbaar.

Twee voorbeelden

De politie Eindhoven constateerde dat de politie inzet niet goed was afgestemd op de ontwikkelingen in de stad. De politie werkte met vaste teams voor inzet bij de horeca, bij voetbal evenementen en bij calamiteiten. Kortom deze teams werkten taakgericht en de teams functioneerden los van elkaar. De politie zag dat een horecateam op volle sterkte om 9.00 uur in de avond niet zo heel zinvol was, want dan is het aantal horecabezoekers gering. Bij de inzet bij voetbalwedstrijden was net andersom: begin van de avond zijn er veel politiemensen nodig en later op de avond juist minder.

Op basis van data-analyses van de afgelopen jaren werden patronen ontdekt in het aantal incidenten en de tijdstippen die om politieoptreden vroeg. Dat leidde tot de gedachte om te werken met flexibele teams die ingezet kunnen worden op basis van wat er in de omgeving speelt. Teams die snel en wendbaar wisselen qua inzet en samenstelling in plaats van vaste teams die op vaste plekken werken. Met realtime data is over wat er zich in de stad voordoet is het mogelijk de inzet te bepalen. Een mooi voorbeeld van datagedreven inzet van de politie. Het resultaat was dat de inzet van politiemensen efficiënter en effectiever werd.

Voor medewerkers was dat fors wennen, want de vaste structuren en vaste collega’s wisselen. Bij de invoering van deze andere manier van werken is veel tijd besteed om politiemensen mee te laten denken en de tijd te gunnen hieraan te wennen.

De projectleider die de leiding had over deze andere manier van werken geeft een waarschuwing, dat deze andere manier van werken niet zonder meer kan worden gekopieerd naar andere korpsen. Het is maatwerk en moet passen bij de cultuur van de eigen organisatie.

Het Noorse bedrijf Aker Solutions houdt zich bezig met olie- en gaswinning. Deze reus is bezig de omslag te maken naar het gebruik van andere energiebronnen. Een forse opgave want dit bedrijf is groot geworden met fossiele brandstoffen, waar het doorgaans ging om grote projecten. De energietransitie betekent op dit moment dat binnen Aker veel kleine teams zich buigen over de vraag hoe zij deze transitie kunnen realiseren. Het bedrijf ontdekte dat het werken met teams waarin medewerkers gespecialiseerd zijn in één soort deskundigheid belemmerend werkt bij de transitie. Het maakt de organisatie traag in het reageren op nieuwe ontwikkelingen die zich buiten Aker voordoen.

De conclusie was dat elk teamlid minimaal twee specialisaties moet beheersen, zodat de inzetbaarheid van de medewerkers in elke fase van een project mogelijk is. De energietransitie vraagt van medewerkers mulitinzetbaarheid en om medewerkers die hun verantwoordelijkheid nemen in projecten. De wendbaarheid van het bedrijf om te reageren op ontwikkelingen die zich in de markt voordoen, is daarmee groter en sneller.

Voor- en nadelen

Bredere inzetbaarheid heeft voor de organisatie als voordeel dat de medewerker efficiënter worden ingezet. Dat kan leiden tot een hogere werkdruk met alle gevolgen van dien. Maar bredere inzetbaarheid betekent ook dat de medewerker zijn of haar kwaliteiten beter kan gebruiken en daardoor in staat is zich verder te ontwikkelen. En dat is met het oog op het vergroten van de positie op de arbeidsmarkt van belang.

Een grotere inzetbaarheid moet niet leiden tot meer werkdruk. Daarom is het noodzakelijk dat de manier waarop de organisatie is ingericht en de wijze waarop functies zijn vormgegeven in balans zijn. Het balansmodel beschrijft op welke manier functies ingericht moeten worden. Goed werk bestaat uit hoge taakeisen en veel regelmogelijkheden. Werk dat bestaat uit hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden, levert een stressrisico op.

Figuur 1: Balansmodel taakeisen versus regelmogelijkheden (Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk)

Weinig regelmogelijkheden Veel regelmogelijkheden
Hoge taakeisen stressrisico Goed werk met leermogelijkheden
Lage taakeisen Geen leermogelijkheden Saai werk

Tenslotte is een rol voor de vakbond weggelegd om samen met andere actoren in het bedrijf de organisatie toekomstbestendig te maken. Dat betekent dat samenwerking tussen de vakbond, het management, HR experts en de OR zorgt voor de nodige deskundigheid op het terrein van organisatie inrichting en kwaliteit van werk.

 

Verwijzingen:

Menno Lanting. Olietankers en speedboten. Business Contact, 2014

Marcel Levi. Personeelstekort? Vaak is het werk extreem slecht georganiseerd. In: Parool, 23 september 2021

Rosa Kösters, Wim Eshuis. De vakbond en de werkvloer, op zoek naar nieuwe relaties. Amsterdam: De Burcht, aug 2020

Frederick Winslow Taylor. The principles of scientific management. Management Boek, 2011 (vertaalde versie)


Kan digitaal bouwen de veiligheid vergroten?

In de Cobouw van 11 augustus lezen we dat de Veiligheidsmanager van Heijmans is geschrokken van de 19 dodelijke ongevallen in 2020. Helaas staat de bouw nog steeds in de top 3 van sectoren waar de meeste arbeidsongevallen gebeuren. Ondanks dat de sector forse pogingen doet het aantal ongevallen te verminderen. In hoeverre kan het digitaal bouwen een rol spelen bij het verminderen van de ongevallen?

Digitaal bouwen onvermijdelijk

Steeds meer bouwbedrijven zijn bezig het bouwproces te digitaliseren. In de meeste gevallen gebeurt dat doordat bouwbedrijven werken met BIM (Bouw Informatie Model). Er wordt twee keer gebouwd, één keer digitaal en één keer fysiek. Het voordeel van digitaal bouwen is dat alle betrokken partijen hun inbreng hebben in het ontwerp, beschikken over dezelfde informatie en dat fouten in het ontwerp vroegtijdig zijn op te lossen. Dat levert tijdwinst op, omdat eventueel improviseren om fouten op te lossen bij de uitvoering niet nodig is. De faalkosten worden hierdoor lager. Kortom, met digitaal bouwen zetten bouwbedrijven flinke stappen in het verbeteren van het bouwproces.

Digitaal bouwen en veiligheid

De aandacht bij het digitaal bouwen ligt nu op het verbeteren van het bouwproces en het zorgen voor een goed bouw informatiemanagement. Wat we in de discussie missen, is in hoeverre het thema veiligheid op de bouwplaats een plek kan krijgen, in de fase van het digitale bouwen. Is het mogelijk om in het digitale ontwerp op te nemen op welke momenten en op welke plekken risicovolle situaties ontstaan voor werknemers? En wat moet er gebeuren om deze situaties te voorkomen?

Kortom, is het mogelijk om in het digitale ontwerp preventief te laten zien welke maatregelen waar, wanneer en door wie genomen kunnen worden met als doel risico’s in het werk te beperken? Met als uiteindelijke doel het aantal arbeidsongevallen terug te dringen. Ongevallen op de bouwplaats zijn voor de betrokken medewerkers vreselijk. Maar moeten ook worden gerekend tot de faalkosten in de bouw.

We dagen BIM-experts die druk bezig zijn met het digitaliseren van het bouwproces uit. Vergroot de veiligheid van de medewerkers in de bouw, door dit een plek te geven in het digitale ontwerp.


digitale transformatie

De digitale transformatie is onvermijdelijk

Digitaal bouwen en ontwikkelen wordt de standaard, dat is zeker. Tijdens de laatste werkgroep werden met de BIM-experts vragen rond visie op digitalisering gesteld, en hoe bedrijven werken aan de implementatie ervan. Wie zijn hierbij betrokken? En ook, wie niet?

In de werkgroep met BIM-experts bespreken Ernst van den Berg en George Evers welke digitaliseringsontwikkelingen bij bouwbedrijven spelen (lees hier de artikelen BIM in de bouw en BIM voor iedere functie relevantie). De BIM-experts werken bij bedrijven die gekenmerkt kunnen worden als koplopers en/of adviseurs, welke bedrijven ondersteunen bij de implementatie van BIM. We zien BIM als een belangrijke stap om het bouwproces te dataficeren. Dit wordt ook wel het datagedreven bouwen genoemd. Deze data gaan een steeds grotere rol spelen bij het organiseren van bouwprocessen. Dit is de reden dat de klassieke betekenis van BIM (Bouw Informatie Model) wordt vervangen door Bouw Informatie Management.

Digitalisering als businessmodel

Op welke wijze wordt digitalisering in een bedrijf ingezet? Gaat het om het verbeteren van de bestaande werkprocessen, het verbeteren van de dienstverlening aan de klant, of wordt er gekeken naar mogelijkheden om nieuwe producten of diensten te ontwikkelen? Met andere woorden; hoe wordt het digitale transformatieproces ingezet? Menno Lanting laat in zijn boek 'Uit het transformatiemoeras' zien dat veel organisaties digitalisering vooral gebruiken om de bestaande processen te verbeteren. Een beperkt aantal organisaties gebruikt digitalisering als aanleiding om het bestaande businessmodel te heroverwegen. Zo geeft Lanting voorbeelden van bedrijven die met behulp van digitalisering en het beschikken over grote hoeveelheden data, mogelijkheden zagen voor het creëren van toegevoegde waarde in andere branches.

FNV Bouwen en Wonen heeft via secundaire analyse laten onderzoeken hoe bouwbedrijven digitalisering inzetten. Een van de conclusies is dat bouwbedrijven fors innoveren, maar daarmee bestaande markten bedienen, dus niet of nauwelijks op zoek zijn naar andere markten en/of businessmodellen. Vooral jonge bedrijven, startups, houden zich het meest bezig met het zoeken naar nieuwe markten met de kans dat zijn de bouw ingrijpend (disruptief) kunnen veranderen.

Visie en ambitie

De BIM-experts gaven aan dat hun bouwbedrijven de visie hebben dat digitaal bouwen en ontwikkelen zonder meer de standaard wordt. Dit betekent dat er twee keer gebouwd wordt: een keer digitaal, en een keer fysiek. Deze bedrijven hebben de ambitie om koploper te zijn in het digitaliseren van het bouwproces. Het uitgangspunt is dat digitalisering moet leiden tot het toevoegen van waarde voor de klant, en tot nieuwe verdienmodellen.

Ook wanneer er geen visie is op digitalisering van het bouwproces zien bouwbedrijven in dat digitalisering onvermijdelijk is. Geen enkel bedrijf ontkomt eraan. Dat betekent ook dat digitalisering voor de hele bouwkolom gaat spelen. Door digitalisering komt er veel informatie beschikbaar die ondersteunend is aan het gehele bouwproces. Met deze informatie kunnen bedrijven processen verbeteren en foutmarges verkleinen. Het kan tevens leiden tot het ontwikkelen van nieuwe producten of diensten. De informatie die beschikbaar is over het gebouw en de gebruikte materialen maakt het mogelijk om gericht onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Daarnaast bieden de data de mogelijkheid om materialen aan het eind van de levenscyclus te hergebruiken. De verwachting is dat er een markt ontstaat van te hergebruiken bouwmaterialen.

Initiatief om te starten

Het initiatief om te starten met digitalisering ligt nogal eens bij de een groep enthousiaste medewerkers die de nodige ervaring hebben opgedaan met BIM en/of digitalisering. Zij zagen de mogelijkheden en wisten het management ervan te overtuigen dat de ontwikkelingen onvermijdelijk zijn en dat het noodzakelijk is om hierin te investeren. Het spreekt voor zicht dat het management moet inzien dat niets doen geen optie is. Uiteraard moet er bereidheid zijn te investeren en te zorgen voor de nodige faciliteiten. Bijvoorbeeld in de vorm van tijd voor een stuurgroep om plannen te ontwikkelen. Of door het inrichten van een experimenteer centrum waar verschillende nieuwe technieken worden getoond en waar teams ervaring kunnen opdoen. Denk daarbij aan het werken met BIM, Internet of Things, Geografisch Informatiesysteem, reality capturing, en virtual en augmented reality.

Technisch en organisatorisch veranderen

De digitaliseringsontwikkelingen worden snel gezien als een technische aangelegenheid, die in de handen ligt van enkele experts. Dat is niet zo. Digitalisering is voor een groot deel een organisatieveranderingsproces, waarbij op alle gebieden in de organisatie veranderingen optreden. Dat kan betrekking hebben op processen, werkzaamheden van medewerkers, en de wijze van samenwerken met ketenpartners en klanten.

Er wordt ingezien dat het veel van de medewerkers vraagt. Zij zullen immers bereid moeten zijn om de nieuwe manieren van werken te adopteren. Dat kost tijd en vereist veranderbereidheid van hen. Aangezien de digitaliseringsontwikkelingen zich in een steeds hoger tempo voltrekken, zal dat betekenen dat van medewerkers wordt gevraagd vaker en sneller veranderingen in werkwijzen te accepteren.

De rol van HR in digitalisering

De rol van HR (personeelszaken) is niet altijd even expliciet benoemd bij het opstellen van de visie rond digitalisering. Hierboven werd duidelijk digitalisering voor een groot deel een organisatieveranderingsproces is. Dat is het domein van HR, ervan uitgaande dat HR een stevige positie heeft binnen het bedrijf. Die betrokkenheid van HR is bij enkele bedrijven wel aan de orde bij het implementatieproces. Dat ligt voor de hand, omdat HR bepaalde kennis heeft en ondersteuning kan bieden bij opleidingsprogramma’s, en het leren van nieuwe vaardigheden. Zo ook bij de werving van nieuw talent en het herontwerpen van functies. HR kan ook een rol kan spelen bij het zorgen voor cultuurveranderingen die horen bij andere manieren van werken. Deze ondersteuning kan HR bieden aan betrokken projectleiders die verantwoordelijk voor digitalisering.

Kortom, HR kan zorgen voor de menskant bij het organisatieveranderingsproces. Daarmee heeft HR een toegevoegde waarde voor projectleiders die verantwoordelijk zijn voor de innovatieve ontwikkelingen.

De kanttekening die daarbij wordt gemaakt is dat het niet altijd voor de hand ligt dat HR in een dergelijke rol wordt gezien. De vraag is wat hier de reden voor is. Is HR vooral bezig met operationele, uitvoerende taken (salaris- en personeelsadministratie)? Of richt HR zich (ook) op het strategisch bedrijfsbeleid?

Waarom pakt OR deze rol niet op?

De rol van de ondernemingsraad (OR) is bij innovatieve ontwikkelingen in de bedrijven erg beperkt. Dat is opmerkelijk want volgens de Wet op de Ondernemingsraden heeft de OR enkele bevoegdheden bij digitaliseringsprocessen. De vraag is waarom OR’s deze rol niet oppakken. Ontbreekt het hen aan kennis op dit terrein of zijn zij van mening dat het een technologische innovatie is die vooral thuishoort bij experts?

Betrokkenheid medewerkers

Er zijn verschillende manieren om digitalisering te implementeren in het bedrijf. Op de eerste manier stelt een stuurgroep een implementatieplan op, waarin onder andere is beschreven welke programma’s aangekocht moeten worden. Dit implementatieplan wordt besproken met de medewerkers, zodat zij betrokken zijn bij de keuzes. Dit zorgt voor draagvlak. Het zijn de medewerkers die uiteindelijk met nieuwe programma’s moeten gaan werken en hiervoor opgeleid of getraind moeten worden. De ervaring leert dat de meeste medewerkers ervoor open staan om met nieuwe programma’s te gaan werken.

Een tweede manier is de 1-9-90 procent-aanpak. 1 procent van de medewerkers werkt aan de verkenning van digitalisering, en maakt de keuzes. 9 procent van de medewerkers volgt, en zij activeren de overige 90 procent van de medewerkers. Deze aanpak is voor gebruikers, door gebruikers, en met gebruikers. Op deze manier zorgen bedrijven voor gebruikersparticipatie. Het meenemen van medewerkers bij digitaliseringsontwikkelingen geeft de mogelijkheid om uit te leggen waarom het noodzakelijk is om te vernieuwen. Bijvoorbeeld omdat er nieuwe wet- en regelgeving is die dit vereist.

Bij de aanschaf van standaard softwarepakketten is het van belang om medewerkers te betrekken bij de keuzes die worden gemaakt. Dat wil niet zeggen dat het mogelijk is om het iedereen naar de zin te maken. Dan komt het aan om ook deze medewerkers ervan te overtuigen dat de gemaakte keuze onvermijdelijk is en dat er afscheid moet worden genomen van oude programma’s en/of werkwijzen. En dat kan lastig zijn, zeker als er voortdurend nieuwe software wordt uitgebracht.

Conclusie

Dat de digitale transitie aanstaande is, zal door niemand in de bouw ontkend worden. Wel bestaan er verschillende ideeën over hoe hierop voor te bereiden. Veel bedrijven hebben een visie opgesteld waarin in wordt gegaan op de belangrijkste ambities. Toch zijn er ook bedrijven, die hier nog geen concrete stappen in hebben genomen. Doordat deze zogenoemde achterblijvers wel een rol spelen in de keten, stellen de BIM-experts dat in het belang van de sector is om ook hen te stimuleren mee te gaan in de transitie.

Een vraag die besproken is rondom visie en implementatie van digitalisering, is welke partijen hierbij betrokken moeten worden. De BIM-experts vonden het niet vanzelfsprekend dat afdeling HR of de Ondernemingsraad een grote rol toebedeeld krijgt in dit verhaal. Dit terwijl de gevolgen van digitalisering effect hebben op grote groepen medewerkers. In de komende sessie wordt hier nader op in gegaan.

De betrokkenheid van personeel wordt wel als belangrijk geacht. We zien hier diverse manieren van terugkomen.

 

De BIM-experts hebben in zes bijeenkomsten hun kennis en inzichten met ons gedeeld. Door het delen van hun kennis hebben wij de notitie ‘BIM in de Bouw’ kunnen opstellen. Hierin zijn alle bevindingen uit de BIM-werkgroep uiteengezet. Benieuwd naar het document? Via deze link kun je het downloaden.


BIM voor iedere functie relevant

De bouw innoveert in hoog tempo. Dat is nodig om tegemoet te komen aan de opgaven die er liggen, zoals het verduurzamen van woningen en gebouwen en het realiseren van veel nieuwe woningen. Wie de discussie volgt, ziet dat bedrijven bezig zijn met het beton printen van woningen, het fabrieksmatig bouwen van woningen en met het digitaliseren van het bouwproces.

We zien dat de ontwikkelingen in de bouw zich vooral richten op technologische innovaties. Maar wat kan er gezegd worden over de veranderingen van het werk? Daarover vinden we weinig informatie en dat was de reden om een aantal BIM experts uit te nodigen mee te denken over dit vraagstuk.

Data gedreven bouwen

Digitalisering in de bouw gaat verschillende veranderingen met zich meebrengen voor het werk. We zien dat door digitalisering er veel meer gegevens beschikbaar komen en dat deze gegevens gebruikt gaan worden in het hele bouwproces. De term data gedreven bouwen is hier op zijn plaats. Deze data maken het mogelijk om faalfactoren te beperken, omdat er eerst digitaal wordt gebouwd. De digitale versie maakt ontwerpfouten zichtbaar en geeft de ontwerpers de kans om oplossingen te bedenken. Het ontwerp kan ook digitaal worden getoetst aan de regelgeving, zodat ook deze conflicten vroegtijdig naar boven komen. Als het digitale ontwerp is geoptimaliseerd, gaat het fysieke bouwen van start. In deze fase is het datadelen met alle betrokken partijen noodzakelijk, zodat iedereen over dezelfde informatie beschikt. Tenslotte spelen data een belangrijke rol bij de oplevering, het onderhoud en bij de recycling van een gebouw.

Kortom, het werken met data in het bouwproces gaat een centrale rol vervullen en daarvoor is verdergaande digitalisering een vereiste. Een belangrijke stap daarbij het werken met BIM (Bouw informatie model).

Werk verandert

Door het data gedreven bouwen zal het werk in de bouw op verschillende manieren veranderen. Met werk bedoelen we hier het werk dat medewerkers in de bouw uitvoeren. BIM speelt hierbij een belangrijke rol. Op dit moment zien we in de bouw verschillende BIM-functies, zoals de BIM-modelleur of –engineer, BIM-coördinator, BIM-regisseur en de BIM-manager. De vraag is hoe lang aparte BIM-functies nog zullen bestaan, want het werken met BIM (en dus met data) zal voor elke functie relevant worden. Om het anders te stellen, gaat het om BIM-functies of BIM in functies. Gezien de ontwikkelingen verwachten we dat het om het laatste gaat.

Andere veranderingen die we verwachten zijn, dat standaard en routinematige taken uit functies verdwijnen. De computer is bij uitstek veel sneller en nauwkeuriger bij het uitvoeren van dit soort taken dan de mens. Standaard en routinematige taken zijn te vinden in veel werkzaamheden, zoals op het secretariaat, in de projectadministratie, de financiële administratie, controletaken om na te gaan of een ontwerp voldoet aan de regelgeving (denk hierbij aan de ontwikkeling van BIM bots) en ook in het ontwerpen van gebouwen zelf. Denk bij het laatste aan het parametrisch ontwerpen. De ontwerper voert een aantal parameters (data) in de computer vervolgens maakt een algoritme op basis van deze data een ontwerp.

Er is niets mis met deze veranderingen. Het roept wel de vraag op in hoeverre er wordt nagedacht over hoe de nieuwe werkzaamheden eruit komen te zien als bepaalde taken eruit verdwijnen. Bij het herontwerpen van deze werkzaamheden zou de inhoud van het werk een belangrijke rol moeten spelen. Wij hanteren het uitgangspunt dat de inhoud ertoe moet leiden dat werk interessant is en uitdaagt om zich te blijven ontwikkelen. Negatief geformuleerd kunnen we ook zeggen dat er geen saai en routinematig nieuw werk moet ontstaan, waarbij de mens een verlengstuk is van de computer (Zie Verdwijnend vakmanschap is een keuze. In: Cobouw zaterdag 19 juni 2021).

Technologie bepaalt niet hoe de inhoud van functies eruit komt te zien. Er valt voldoende te kiezen en dat vraagt om een visie op de inrichting van de organisatie en op de inhoud van het werk. Naar ons idee is dit het moment om technologische innovaties en innovaties van de organisatie en het werk hand in hand moeten gaan.

Ander werk ontstaat

Door digitalisering in de bouw ontstaan functies, die mogelijk worden doordat data beschikbaar komen. Op zich had de bouw deze data wel, maar doordat ze nu gedigitaliseerd zijn, is het mogelijk om de data te bewerken en te verwerken tot bouwrelevante informatie. In de bouw begint men in te zien dat deze data meerwaarde heeft voor het verbeteren van het bouwproces.

Er ontstaan in de bouw functies die zich specifiek bezighouden met data. Het gaat om data engineers, data analisten, data scientisten, AI specialisten, algoritmen ontwikkelaars, medewerkers data security, etc.

Functies overigens die niet alleen in de bouw gevraagd worden, waardoor de kans groot is dat de concurrentie op de arbeidsmarkt voor deze functies fors zal zijn. Hier wacht een stevige uitdaging voor de sector bouw om te laten zien dat werken in de bouw interessant en uitdagend is.

 


Bouwdisrupter Katerra geeft het op

In het artikel ‘Werkdruk aanpakken door anders organiseren’ (10 februari 2021) schreven we niet uit te sluiten dat de bouwwereld opgeschrikt zou worden door het Amerikaanse bouwbedrijf Katerra. Dit bouwbedrijf, dat zichzelf steeds een techbedrijf noemde, werd zes jaar geleden opgericht. Gezien de perspectieven was het bedrijf erg succesvol. Het aantal personeelsleden groeide snel en het aantal vestigingen wereldwijd ook. Toch is het bedrijf onlangs failliet gegaan.

Bouwdisrupter
De initiatiefnemers waren mannen uit de techwereld, die zwaar inzetten op digitalisering, industrialisatie en het in eigen hand produceren van alle componenten. Vooral de vergaande digitalisering van het bouwproces was indrukwekkend en vernieuwend. Het datagedreven bouwen brachten zij in de praktijk.
Katerra zag zichzelf graag als de bouwdisrupter die de sector eens flink zou opschudden. Net zoals is gebeurd in de taxiwereld, het hotelwezen en de reisbranche door een aantal nieuwkomers.

Faillissement voor Katerra
Het is er niet van gekomen, want Katerra is onlangs failliet  gegaan. Dit wordt vooral verklaard door een duister financieel schimmenspel, dat het best kan worden vergeleken met een piramide spel (zie Cobouw van 8 juni 2021  ‘Duister financieel schimmenspel achter faillissement van Katerra’). Het vermoeden is dat er meer aan de hand is dan alleen het financiële aspect.
Denk daarbij aan het niet kennen van de sector bouw, de snelle toename van het aantal werknemers en de complexiteit van de internationale ambities.

Wordt vervolgd?
Het is erg jammer dat Katerra ermee stopt. Dit bedrijf had ons veel kunnen leren over de toekomst van het gedigitaliseerd en industrieel bouwen. En vanuit werknemersperspectief waren we geïnteresseerd in het soort banen dat bij Katerra ontstond. En dan vooral in de vraag hoe technologische innovaties gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van vakmanschap in de bouw.
Het wachten is voorlopig op een doorstart van Katerra.

 


Verdwijnend vakmanschap is een keuze

“Het vakmanschap van die generatie (monteurs, red.) was vaak onovertroffen: ze tikten bij wijze van spreken een keer op het pomphuis, luisterden goed, vervingen het juiste onderdeel en daarna draaide de pomp weer alsof ie nieuw was. Maar dergelijke specifieke kennis verdwijnt. Die ontwikkeling hou je niet tegen.” Dit is wat directeur Lee van BAM zegt in het Cobouw artikel “BAM Infra zal heus geen techbedrijf worden, maar of de term aannemer nog volstaat” op 17 mei 2021.

De inzet van technologie en het gebruik van data zouden volgens hem als vanzelf hiertoe leiden. Als een soort wetmatigheid, alsof technologie ons daartoe dwingt. We bestrijden deze visie. De inzet van technologie is erg waardevol en leidt tot allerlei nieuwe vormen van dienstverlening. In de hele discussie missen we aandacht voor de vraag wat technologie doet voor de inhoud van het werk.

Lee geeft in het bovengenoemde artikel als voorbeeld dat de monteur naar de locatie wordt gestuurd en daar, gestuurd door een VR-bril, de taken uitvoert die hij te zien krijgt. Een dergelijke situatie leidt ertoe dat de vakman er niet meer toe doet. We willen niemand beledigen, maar dit kan een aap ook doen. Alle vakkennis verdwijnt, de monteur mag en kan niets zelf want alles is voorgeschreven in het protocol op basis van gemeten data.

Wat is hier het effect van? Er is totaal geen vakkennis meer nodig en je kunt een goedkope flexkracht inhuren voor het werk. Is er iets anders aan de hand in en om het pomphuis? Jammer, maar daar is hij niet voor, daar wordt hij niet voor betaald en heeft hij ook geen kennis van. In onze ogen leiden dit soort veranderingen niet tot een goede kwaliteit van werk en tot duurzame inzetbaarheid. Dit aspect missen we in discussie over technologie.  Is er een visie op waardevol werk, waar medewerkers zich kunnen blijven ontwikkelen en worden uitgedaagd te blijven leren? Werk dat medewerkers graag willen uitvoeren en dat recht doet aan vakmanschap. Wetende dat dit vakmanschap geen statisch gegeven is, maar voortdurend in ontwikkeling door nieuwe technologische mogelijkheden.

Wij vinden dat de discussie over de inzet van technologie ook moet gaan over betekenisvol en waardevol werk, want technologie dicteert niet hoe de organisatie en werk is ingericht. Om een voorzetje te geven van de monteur: laat de monteur zelf de data uitlezen die de pomp genereert en op basis daarvan besluiten welke maatregelen genomen moeten worden. Combineer dus vakkennis en het datagedreven werken. Zorg ervoor dat technologische innovaties en innovaties in werk hand in hand gaan. Aan die discussie wil FNV Bouwen en Wonen een bijdrage leveren.

Ernst van den Berg en George Evers werken als UTA consulent bij de FNV

Reageren op dit artikel? Dat kan via uta@fnv.nl


BIM in de bouw

Datagedreven bouwen geeft aan dat data een grote rol gaan spelen in het bouwproces. Het delen van data die voortkomen uit het bouwen wordt normaal. Dat datadelen gaat via een digitaal platform. Daarmee heeft iedereen die betrokken is bij het bouwproces toegang tot alle relevante data. Het principe is éénmalige invoer en meervoudig gebruik, waardoor alle partijen werken met dezelfde informatie. Het datadelen zal leiden tot minder fouten en het efficiënter maken van het bouwproces.

BIM (Bouwinformatie Model) is een platform om data te delen. Om te kunnen werken met een degelijk platform zijn digitale vaardigheden nodig. Maar vergeet niet andere vaardigheden was de waarschuwing die we hoorden in de sessie over de gevolgen van BIM voor het werk.

Vaardigheden

We onderscheiden drie soorten vaardigheden:

  • Professionele skills: vakinhoudelijke kennis.
  • Digitale vaardigheden: kennis om te werken digitale middelen (software en hardware).
  • Soft skills: algemene vaardigheden.

Er is een neiging om de digitale vaardigheden steeds belangrijker te vinden, omdat digitaal kunnen werken enorm is toegenomen. Is dat terecht?

De oudere generatie in de bouw heeft veel kennis over het bouwproces en zij beschikken over veel professionele vaardigheden. Bij de jongere generatie is dat veel minder het geval. Kennis hoe zij een gebouw waterdicht moeten maken ontbreekt nogal eens. Vakinhoudelijke kennis wordt door jongeren grotendeels opgedaan tijdens de stage of in de beroepspraktijk.
De digitale kennis is vooral aanwezig bij de jongere generaties. Zij zijn gewend om met digitale apparatuur en met software te werken. Wie heeft tegenwoordig geen tablet, laptop of smartphone?
De oudere generatie in de bouw is doorgaans minder digitaal vaardig. Zij zijn er niet mee opgegroeid en moeten meer moeite doen om zich deze digitale vaardigheden eigen te maken. Daar moet dus in geïnvesteerd worden.

Er zijn de afgelopen jaren verschillende veranderingen geweest, van de tekentafel naar CAD, van 2D naar 3D. Dat zijn geleidelijke veranderingen geweest, waar medewerkers in mee konden groeien. De technologische ontwikkelingen gaan momenteel snel, de veranderingen in de manier van werken volgen elkaar in hoog tempo op. Dit vraagt van medewerkers veel bereidheid om vaker en sneller andere manieren van werken aan te leren.
Soft skills zijn algemene vaardigheden zoals kunnen samenwerken, onderhandelen, communiceren (mondeling als schriftelijk), nieuwe dingen leren, wendbaarheid etc. Deze skills zijn belangrijk voor alle functies. Er zijn accentverschillen per functies als het gaat om de soft skills.

De drie genoemde vaardigheden zijn even belangrijk en de opgave is om te zoeken naar manieren om die te verankeren in een team. Een duo van een schoolverlater en een vakkundig specialist met bouwkundige skills kan een oplossing kan zijn.

Ervaringen

We zijn benieuwd of deze manier van kijken naar de benodigde vaardigheden wordt gedeeld. Stuur een e-mail naar uta@fnv.nl en laat weten wat jouw ervaringen zijn.


bim bots rob en wim

"We willen de sloophamer niet meer zien op de bouw"

"Ik hoor vaak dat de bouw niet innovatief is. Onzin. De bouw is hard bezig om innovatieve vernieuwingen toe te passen. Ik heb verschillende voorbeelden, zoals het toepassen van BIM (Bouw Informatie Modellen) om bijvoorbeeld via een 3D model een steiger te ontwerpen voordat deze wordt geplaatst. En het gebruik van drones om bij te houden hoe de voortgang is van de bouw bij een tunneltracé."

Met deze stellige mening start Rob Roef het gesprek dat de UTA-consulenten Ernst van de Berg en George Evers met hem en met zijn collega Wim van der Poel hadden. Beiden werken bij TNO en zijn actief betrokken bij de ontwikkeling van de BIM Bots, die een nominatie heeft gekregen voor de Digitalisering Award 2020 van Cobouw. We spraken Rob en Wim over het idee achter BIM Bots en over de effecten van digitalisering in de bouw.

Wat zijn BIM Bots?

TNO is zo’n tien jaar geleden gestart met wat toen de open source BIM server heette. Dit is een dienst waar gegevens uit het bouwproces kunnen worden opgeslagen en bevraagd. ’Met de gegevens in een BIM model is uiteraard nog veel meer te doen. Welke functionaliteiten kun je toevoegen aan de data, zodat je deze data beter en effectiever kunt inzetten in de bouw’, verduidelijkt Wim. Deze data worden geleverd door alle betrokken partijen in het bouwproces zoals de architect, de constructeur, de bouwer, de installateur.

‘We vroegen ons af of je deze data kunt gebruiken om vooraf volledig geautomatiseerd na te gaan of in het ontwerp geen fouten aanwezig zijn. Dat betekent dat je alle noodzakelijke data combineert en met elkaar vergelijkt. Maar je kunt ze ook leggen naast regelgeving, zoals de milieuprestaties van een gebouw. Het blijkt dat als je dat in de ontwerpfase doet, het mogelijk is om conflicten in het ontwerp te ontdekken. Vanzelfsprekend kan dat al geruime tijd met op de markt zijnde software, maar nog niet op een geautomatiseerde wijze. In een vroege fase zaken ontdekken van conflicten met de geldende regelgeving is bijzonder efficiënt, omdat je deze nu nog digitaal kunt corrigeren in plaats van dat je dat moet doen tijdens het werk op de bouwplaats. Vandaar dat we de sloophamer niet meer willen zien’, vult Rob aan.

BIM Bots maken het mogelijk om op basis van BIM-modellen berekeningen, simulaties en analyses uit te voeren voordat de bouw start. Deze bewerkingen voeren de bots autonoom uit. BIM Bots betekenen een enorme kwaliteitsslag en maken het mogelijk de foutmarge flink te reduceren. En daarmee bespaart de bouw op de faalkosten. Belangrijke verbeteringen omdat de productie in de bouw de komende jaren fors omhoog moet.

Na jaren van ontwikkelen van het BIM Bots concept, bevinden deze zich nu in de fase van uitproberen en testen. Dat was succesvol, want deze fase heeft geleerd dat het concept van de BIM Bots werkt. Een belangrijk succes voor de verdere ontwikkeling.

Samen ontwikkelen

TNO ontwikkelt BIM Bots in samenwerking met de markt. Het initiatief lag bij TNO, waarbij deze organisatie in het begin een intern ontwikkelbudget beschikbaar stelde om het idee uit te werken. Er waren signalen uit de markt waaruit werd afgeleid dat er vraag zou kunnen ontstaan naar deze bots.

TNO heeft plannen om een ecosysteem van BIM Bots te ontwikkelen met bedrijven die gebruik gaan maken van de BIM Bots of die software hiervoor ontwikkelen. Deze bedrijven leveren waardevolle ideeën voor de BIM Bots. Het betrekken van deze partijen bij een zogenaamd ecosysteem BIM Bots is een belangrijke voorwaarde om dit tot een succes te maken. ‘Het gaat niet alleen maar om de techniek. Van belang is om inzicht te hebben of de markt klaar is voor een nieuw product en bereid is om ermee te gaan werken. Daarom hebben we redelijk wat tijd gestoken in het betrekken van bedrijven in ons ontwikkeltraject. We merkten daarbij dat ook het ministerie van BZK interesse had en zelfs bereid was om mee te financieren’, antwoordt Wim op de vraag wat een succesfactor is.

De effecten van digitalisering op het werk

De digitalisering in de bouw, waar BIM een onderdeel van is, gaat zonder meer effecten hebben op het werk. Dat is niet nieuw. Bij de invoering van CAD (Computer Aided Design) was de grote vrees dat al het werk zou worden overgenomen door de computer. Dat is niet gebeurd, maar het werk is wel veranderd.

Volgens Rob zijn de “rotklusjes” verdwenen. Als er vroeger in de tekening een foutje zat, dan was je als medewerker veel tijd kwijt om dat op papier te herstellen. Met de intrede van de computer op de tekenkamer werd het een kwestie van het digitaal aanpassen. De routinematige werkzaamheden worden door de computer overgenomen, maar de kennis die de medewerkers hebben, vormt de basis van wat met de software wordt getekend en tegenwoordig met BIM wordt gemodelleerd. Door verregaande digitalisering is het momenteel mogelijk veel gegevens op te slaan en deze met de betrokken stakeholders in het bouwproces te delen. Niet voor niets is er momenteel sprake van datagestuurd bouwen, waarbij data uit een veelheid van bronnen wordt gecombineerd tot zinvolle informatie. Dat betekent dat data gestandaardiseerd moet zijn om te kunnen koppelen, zodat er informatie wordt gegenereerd die het bouwproces efficiënter maakt.

Het belang van digitaliseringskennis

Wim geeft aan dat het werk anders wordt, zo zijn er andere functies ontstaan. Denk daarbij aan BIM-modelleurs, -coördinatoren, data-analisten, dataengineers, AI-specialisten en algoritmeontwikkelaars. Er ontstaat in de sector een vraag naar medewerkers met forse digitaliseringskennis, waarbij ook die ontwikkeling niet stilstaat. Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van machine learning, een opstap naar kunstmatige intelligentie. Machine learning maakt het mogelijk om te leren van de gebruikersinteractie en daarmee wordt het systeem steeds slimmer. Je hebt mensen nodig die begrijpen wat in de software gebeurt, welke logica er in BIM-modellen zit en welke beslismodellen zijn geprogrammeerd. Dit is nodig om deze zo nodig te kunnen aanpassen. De discussie over algoritmen van de laatste tijd heeft geleerd dat dit noodzakelijk is.

Er zijn dus functies ontstaan die tien jaar geleden niet bestonden in de bouw. Er is wel zorg over de vraag of de huidige opleidingsinstellingen deze ontwikkelingen inbouwen in het opleidingsprogramma. De traditionele vakman, zoals een timmerman, zal wel nodig blijven, maar voor specifieke werkzaamheden, zoals bij herstel en bij onderhoud. Maar de grote bouwprojecten waarbij ook nog een deel van het bouwproces prefab zal gebeuren, zullen echt andere eisen aan medewerkers gaan stellen. Digitaliseringskennis is, naast kennis van het bouwen zelf onvermijdelijk. met deze kennis wordt het eenvoudiger een functie te vinden in de bouw.

Op de goede weg

Rob gaf bij de start aan dat de bouw wel innovatief is. Dat betekent niet dat er geen verbeteringen nodig zijn. ‘Die zijn er zeker. De bouw is nog te fragmentarisch georganiseerd, met als gevolg dat het delen van data soms lastig is. En juist data delen is hard nodig voor het datagestuurd bouwen. Verder kun je denken aan datakwaliteit, de data moet gevalideerd kunnen worden, zodat je zeker weet dat de data goed zijn’. Wim vult aan: ‘Er moet ook discussie worden gevoerd over de vraag van wie data is. Is data voor iedereen in de hele keten toegankelijk, te gebruiken en onder welke voorwaarden? Daar zullen afspraken over moeten komen, maar als dat georganiseerd is, dan voorzie ik dat de bouw belangrijke stappen gaat zetten’.

Wie zijn Rob Roef en Wim van der Poel?

Rob deed de studie Civiele Techniek, maar ontdekte al snel dat zijn belangstelling lag bij automatiseringsvraagstukken in de bouw. Hij heeft ervaring met CAD en GIS (Geografisch Informatie Systeem) en dat legde een basis om te verdiepen in BIM. In 2019 is Rob gaan werken bij TNO waar hij zich als clustermanager digitalisering onder andere bezighoudt met hoe nieuwe technologieën zoals BIM Bots, digital twins, en kunstmatige intelligentie aansluiten bij de vraag van de markt.

Wim heeft een studie Informatiesystemen gedaan. Na een aantal jaren als softwareontwikkelaar, consultant en projectleider te hebben gewerkt, is hij in dienst gekomen van TNO. Hij is projectleider van projecten waar ICT een (hoofd)rol speelt. Het gaat om complexe projecten, die steeds meer in de bouw te vinden zijn. Sinds enkele jaren is hij projectleider bij de ontwikkeling van BIM Bots, waarbij zijn rol is om experts te faciliteren om de BIM Bots tot een succes te maken.


BIM werkgroep

Werkgroep BIM: Blijven ontwikkelen

BIM maakt werk anders. De inhoud van functies verandert, sommige functies verdwijnen en er ontstaan weer nieuwe functies. Wil je in de toekomst leuk en uitdagend werk blijven doen, dan is het essentieel dat je je door kunt blijven ontwikkelen. FNV|UTA start daarom een werkgroep die zich bezighoudt met de impact van BIM op het werk en de organisatie.

Ook voor bouwbedrijven zelf is het belangrijk om te weten hoe ze om moeten gaan met innovatieve ontwikkelingen. Denk aan de inrichting van de organisatie, (om)scholing van personeel, maar ook inkopen, voorbereiden, bouwen en renoveren. Digitalisering en data gestuurd bouwen gaan direct of indirect grote gevolgen hebben voor al deze zaken.

Het BIM-bewustzijn

Het kennisniveau is hoog. Zoals USP Marketing Consultancy in hun rapport European Contractor Monitor zegt: het BIM-bewustzijn van Nederland is het hoogst van alle Europese landen. In Nederland wordt door 42% van de aannemers met BIM gewerkt, zowel bij MKB als bij de grote bedrijven. Engeland staat op de tweede plaats, met slechts bij 5% van de MKB en 25% van de grote spelers. In Duitsland is niet alleen het actief gebruik laag, zelfs de bekendheid van BIM is minimaal. De technologie lijkt in Nederland dus prima te aarden.

Toch geeft dit niet het volledige verhaal weer. De digitale koppeling met andere partijen in de bouwketen loopt niet altijd soepel. Zo kunnen er soms (onder)aannemers aangesloten zijn die een minder hoog BIM-bewust zijn hebben. Vervolgens heeft dit een effect op de volledige keten. Ook kunnen praktische problemen ontstaan. Denk aan het gebruik van verschillende BIM- en automatiseringsapplicaties. In de praktijk zorgen die voor veel frustratie doordat ze niet altijd goed op elkaar aangesloten zijn. Met als gevolg dat er – zoals wel vaker –veel druk op de schouders van de uitvoerders komt te liggen.

In sommige vallen is de inrichting van de organisatie binnen bouwbedrijven nog wat conservatief. Scheiding tussen bouwplaats en bouwkantoor is dan meer regel dan uitzondering. Dit terwijl zaken rondom digitalisering de volledige organisatie raken, niet enkel het bouwproces.

Het komt er eigenlijk op neer dat de technologie zich wel doorontwikkeld, maar ontwikkelt de mens en de organisatie zich met datzelfde tempo mee?

Het doel van de werkgroep

Met opgedane kennis kunnen we laten zien welke veranderingen in de organisatie en het werk optreden, wie in het veranderingsproces welke rol vervult en wat nodig is om deze veranderingen goed te laten verlopen. Het delen van de kennis kan bijvoorbeeld door het schrijven van publicaties of organiseren van een webinar.

Wie nemen deel aan de werkgroep?

Allereerst is het natuurlijk belangrijk dat er vakspecialisten uit de bouw bij betrokken worden. Zij hebben inzichten in de nieuwste ontwikkelingen rondom BIM en data gestuurd bouwen. Dat zijn dus in ieder geval de BIM-managers. Ook Uitvoerders en Projectleiders hebben in de meeste gevallen (technische) ervaring met BIM, en spelen daarnaast een nadrukkelijke rol tussen de bouwplaats en kantoor.

Naast BIM-deskundigen zijn ook HR-experts uitgenodigd, vanuit de gedachte dat zij kennis hebben rond organisatieverandering en -ontwikkeling.

Input en uitkomsten BIM werkgroep

De uitkomsten willen we graag met je delen. En input voor de werkgroep waarderen we natuurlijk ook. Ernst van den Berg (tel. 06 18 98 66 92) en George Evers (tel. 06 58 87 30 03) van FNV | UTA, zijn de contactpersonen. Je kunt hun ook bereiken via UTA@fnv.nl.


Onderzoek naar innovatiedrift in de bouwsector

FNV Bouwen & Wonen ziet dat de bouw de komende jaren voor een groot aantal uitdagingen staat. Er moet fors worden gebouwd voor een diversiteit aan doelgroepen. Ook het huidige woningenbestand moet ingrijpend worden verduurzaamd en de kans is groot dat een deel van het kantorenbestand door corona wordt omgekat in woningen. Dit kan niet zonder dat de wijze waarop de bouw is georganiseerd verandert. Hierdoor rijst de vraag: leeft innovatiedrift in de bouwsector?

Technische én organisatorische innovatieslag

Robotisering, digitalisering, BIM, pré-fab, bouwen met hout zijn enkele ontwikkelingen die behulpzaam zijn bij het realiseren van de opgave. Maar en vooral ook andere manieren van organiseren van het werk in de bouw, andere managementtechnieken en betere samenwerking in de keten. Volgens de FNV zijn dit de opgaven waar de bouw voor staat: een grote innovatieslag zowel technisch als organisatorisch, om als sector toekomstbestendig te zijn.

Deelonderzoek door FNV Bouwen & Wonen

Tegen deze achtergrond heeft FNV Bouwen & Wonen het SEO Economisch Onderzoek laten uitzoeken hoe innovatief de bouwnijverheid is.  Het SEO heeft onlangs dit onderzoek gepresenteerd in de publicatie ‘Het Nederlandse innovatielandschap in roerige tijden’. Deze publicatie geeft inzicht in hoe Nederlandse bedrijven omgaan met (a) verantwoord ondernemerschap en innovatie, (b) leiderschap en menselijk-sociaal kapitaal, en (c) de digitale volwassenheid van de organisatie. FNV Bouwen & Wonen heeft tegelijk een deelonderzoek laten uitvoeren. Daaraan deden in totaal 68 deelnemers afkomstig uit de bouwnijverheid mee.

Bouwnijverheid vergeleken met andere sectoren

De belangrijkste resultaten van de bouwnijverheid in vergelijking met overige sectoren zijn:

  • De bouw presteert op de 3 hoofdonderwerpen (verantwoord ondernemerschap en innovatie, leiderschap en menselijk-sociaal kapitaal, digitale volwassenheid) vergelijkbaar als de andere onderzochte sectoren; ​
  • De bouw richt zich vooral op het bedienen van bestaande markten. De bouw zoekt minder naar nieuwe markten, ook wel exploratieve innovatie genoemd. Daarbij wordt opgemerkt dat jonge bedrijven zich het meest bezig houden met het verkennen van nieuwe markten. Er is een kans dat deze jonge bedrijven de bouw ingrijpend (disruptief) gaan veranderen. Vergelijkbaar met wat in andere sectoren gebeurt;
  • De bouw is goed in staat nieuwe digitale technologieën te adopteren. Gelijk als in andere sectoren leidt de adoptie van deze nieuwe technologieën nog niet in alle gevallen tot fundamenteel andere vormen van waardecreatie en andere strategische en/of organisatorische veranderingen;
  • De instabiliteit van de omgeving en het tempo van veranderingen blijkt lager dan in andere sectoren, wat het traditionele karakter van de bouw onderstreept;
  • Tenslotte geven de deelnemers in het onderzoek aan dat managementinnovatie iets lager is dan in andere sectoren. Managementinnovatie is gericht op het implementeren van nieuwe management vormen.

Downloads:
De publicatie 'Innovatie in de bouwnijverheid'
De publicatie 'Het Nederlandse innovatie landschap in roerige tijden'