Uitkomsten Enquête: Fabrieksmatig bouwen

In het voorjaar van 2022 heeft FNV Bouwen en Wonen een vragenlijst onder de leden van het panel uitgezet over fabrieksmatig bouwen.

In de vakbladen lezen we dat steeds meer bouwbedrijven fabrieken neerzetten waar hele huizen of delen daarvan worden gebouwd.
Met het onderzoek wilden we inventariseren of onze panelleden te maken hebben met fabrieksmatig bouwen en wat zij daarvan vinden. Het onderzoek leverde slechts 13 reacties op, te weinig om zinvolle uitspraken te doen.
In dit verslag geven we de antwoorden weer die de deelnemers aan het onderzoek hebben gegeven. Per antwoord staat vermeld hoeveel panelleden reageerden op de vraag.

Fabrieksmatig bouwen

Bij een deel van de panelleden wordt fabrieksmatig gebouwd of gebruik gemaakt van prefab onderdelen. In totaal vijf panelleden geven aan dat hun bedrijf prefab onderdelen inkoopt en twee panelleden geven aan dat hun bedrijf zelf prefab onderdelen produceert. Geen van de panelleden geeft aan dat hun bedrijf gebruik maakt van robots.

Ervaring met fabrieksmatig bouwen

De helft van de panelleden antwoordt dat zij te maken hebben met het fabrieksmatig bouwen (totaal 6 antwoorden). Zij hebben ermee te maken als uitvoerder, als projectleider, timmerman en als onderhoudsmedewerker.
De panelleden hebben uiteenlopende opvattingen over fabrieksmatig bouwen. De opvattingen zijn:

  • Het is een goede ontwikkeling en er kan sneller worden gebouwd. En dat zonder de extra inzet van medewerkers.
  • Er is zorg als het gaat om de inhoud van het werk: het vakwerk verdwijnt en het werk wordt saaier.
  • De kwaliteit van de woning zal eronder leiden: "Waar de kunde en het vakmanschap ophouden beginnen de kitten en de pur".
  • Het MKB blijft achter bij het fabrieksmatig bouwen en dat leidt tot oneerlijke concurrentie.

Fabrieksmatig bouwen kent voor- en nadelen volgens de panelleden. Voordelen zijn dat er sneller en goedkoper wordt gebouwd en het weer geen rol meer speelt, wat goed is voor de productie en de arbeidsomstandigheden. Maar er zijn ook nadelen aan het fabrieksmatig bouwen. Die zijn:

  • De werknemers moeten het leuk vinden om op één plek te werken in de fabriek.
  • Het werk wordt eentoniger met minder variatie. Geen zicht meer op het eindproduct.
  • Mogelijke verdringing in het werk doordat het werk zo eenvoudig wordt dat goedkope werknemers van elders worden gehaald. Uitholling van het vakmanschap.

Productieverhoging

Enkele panelleden merken op dat er druk is om de productie te verhogen. Als toelichting geven zij daarbij het volgende aan:

  • Met de productieverhoging wordt gepoogd de woningnood op te lossen.
  • Bij prefab is de planning strakker georganiseerd, de planning moet worden gehaald. Ziekteverzuim veroorzaakt door o.a. corona vergroot de druk op werknemers om een hogere productiviteit te halen. De verwachting is dat dat leidt tot nog meer uitval en dat werknemers vertrekken.
  • De markt vraagt om meer te bouwen tegen minder kosten. De productiviteit moet omhoog om te voldoen aan deze vraag.

De deelnemers aan het onderzoek

Aan het onderzoek namen alleen mannen deel met een gemiddelde leeftijd van 55 jaren. Zij hebben verschillende functies in de bedrijven, zoals uitvoerder, timmerman, planner, projectcoördinator en kostendeskundige. De panelleden werken in de bouw en infra of in het vastgoed. Het opleidingsniveau is in meerderheid MBO (2,3, of 4) en één panellid is HBO opgeleid.


woningnood

Leegstaand vastgoed ombouwen tegen woningnood

De woningnood kan een stuk sneller worden opgelost door het sneller ombouwen van leegstaand vastgoed tot woningen.

'Woningnood? 39 miljoen vierkante meter vastgoed staat leeg'. Zo meldt Sebastiaan Hameleers, CEO van transformatiebouwer Respace, in deze publicatie van Cobouw. Er is een groot gebrek aan woningen, en dit neemt toe. Adviesbureau Capital Value zegt dat het tekort groeit van nu 270.000 woningen, naar meer dan 300.000 woningen in 2024. Ondertussen moeten gemeenten komend jaar woonruimte vinden voor 13.500 statushouders en loopt het aantal vluchtelingen uit Oekraïne wekelijks op.

De druk op de woningmarkt is dus hoog. Onderweg naar de productie van jaarlijks 100.000 woningen is minister De Jonge bezig met het maken van afspraken met corporaties en gemeenten. Hij kijkt daarbij niet alleen naar nieuwbouw, maar wil het probleem ook deels oplossen door leegstaande gebouwen te transformeren tot woningen.

Regelgeving

Waar de minister uitgaat van maximaal 15.000 van die getransformeerde woningen per jaar, menen koplopers in de bouwsector dat dit aantal kan worden verdubbeld, mits De Jonge ‘verstikkende’ regeltjes aanpakt. Een deel van de oplossing is dat gemeenten meer ruimte zouden moeten krijgen om de bestemming van vastgoed makkelijker te wijzigen. Hameleers zegt dat de potentie van transformatie groter is dan nu veelal wordt aangenomen. Hij baseert zich op de Leegstandsmonitor 2021 van het CBS. “Nu al staat er 39 miljoen vierkante meter vastgoed leeg. Twintig miljoen daarvan heeft al een woonbestemming, de overige 19 miljoen bestaat uit lege kerken, bedrijfshallen en retail. Kortom. Het huidige woningtekort kun je al oplossen door die gebouwen te transformeren.”

Arbeidsmarkt

Is het gezien de bouwarbeidsmarkt wel mogelijk om dit idee uit te voeren? Volgens onderzoek van het EIB zal de spanning op de bouwarbeidsmarkt de komende tijd verder toenemen, vanwege de stevige productiestijging in 2022 en 2023. De nieuwbouw vormt hiervan de motor, in het bijzonder bij de woningbouw. De vergunningen voor woningnieuwbouw zijn in 2020 en 2021 sterk toegenomen en dit leidt met vertraging tot meer bouwproductie. Aangezien andere onderdelen van de bouw en infrasector naar verwachting ook bijdragen aan de groei, ontstaat een dynamisch productiebeeld voor de komende twee jaar.

Het productiebeeld zorgt ervoor dat de arbeidsvraag duidelijk verder toeneemt de komende twee jaar. De spanning op de arbeidsmarkt is al enige tijd voelbaar. Volgens het EIB (?) zijn er twee aspecten die de spanning iets kan doen afnemen. Ten eerste kan het ziekteverzuim naar verwachting weer terugkeren naar pre-coronaniveaus en daarmee de arbeidsproductiviteit stijgen. Ten tweede zullen de buitenlandse arbeidskrachten geleidelijke terugkeren. In 2021 waren al de eerste tekenen hiervan waar te nemen, en de verwachting is dat deze beweging ook dit jaar en in 2023 wordt doorgezet.

Niettemin blijft er een serieuze opgave om voldoende arbeidscapaciteit te realiseren in de bouwsector. Hierbij speelt mee dat de instroom uiteraard niet alleen de groei, maar ook de vervanging van arbeidskrachten moet opvangen. Bij dit laatste gaat het volgens het EIB om mensen die de sector verlaten vanwege pensionering of arbeidsongeschiktheid. Dit houdt in dat er de komende twee jaar zo’n 30.000 nieuwe arbeidskrachten moeten worden gemobiliseerd, naast ongeveer 8.000 extra buitenlandse arbeidskrachten. De woningopgave en de gespannen situatie op de arbeidsmarkt houden elkaar dus de komende jaren in de greep.